Toen hij gestorven
en zwaar in zijn indigoblauwe
pak gehesen was
en hem
zijn sokken en zijn schoenen
weer waren aangedaan
moest hij nog een stropdas om,
die zou jij zoon
voor hem wel knopen.
Maar terwijl hij en zijn dode ik
nog enkele woorden met
jouw gedachten wisselden
zakte de knoop steeds dieper
en stroomde de das door
je handen weg.
En je schaamde je,
groot en verdrietig geworden
boven het lege laken.
Later doe je het
je zoon voor,
hoe een das te knopen.
Wanneer hij ergens in de nacht
danst en lacht,
lig jij met zijn moeder in bed
en wacht.
Denkend aan het pak en zijn postuur
leg je knopen in het behang
en kijkt bij tijd en wijlen op de klok
en neuriet,
totdat hij komt.