19/04/2024

AANRADER
Tova Gerge’s roman Pojken (De jongen) werd enige jaren terug een beststeller die in Zweden veel stof deed opwaaien. Ik vond het boek een verademing te midden van veel nietszeggende genderromans van de afgelopen jaren. In plaats van weer een persoonlijke zoektocht naar ‘mijn gender’, portretteert Gerge op niets verhullende wijze twee hoofdpersonages en hun tekortkomingen met een rauwe tederheid en zwarte humor. Jenny Aschenbrenner schreef in Svenska Dagbladet: ‘Iets dat zo onafhankelijk is als Pojken, heeft de Zweedse literatuur sinds de introductie van het gender-neutrale voornaamwoord niet meer meegemaakt.’ Wat bij lezing direct opvalt, is dat Gerge wars is van sentimentaliteit en modieuze trucjes. De schrijfster ontregelt de lezer met een consequent doorgevoerde genderverschuiving: of de jongen uit de titel daadwerkelijk een jongen is, wordt door de ik-verteller grotendeels in het midden gelaten. Het boek waarin feminisme, misbruik, sadomasochisme en klasseverschillen aan bod komen, is al een tijdje in Nederlandse vertaling verkrijgbaar bij mijn eigen uitgever, Nobelman. Deze heeft er op aandringen van de schrijfster voor gekozen het originele coverontwerp over te nemen, een buttplug tegen een groene achtergrond. In de Zweedse literaire wereld werd het boek goed besproken; het werd tijdloos, lastig of eigenzinnig genoemd en onder andere vergeleken met Nabokov’s Lolita. Bij mij riep het, misschien ook wel door de uitstekende vertaling, associaties op met het werk van Gerard Reve.

‘Je moet iets drinken als je zoveel gehuild hebt.’ Mijn toon is zorgzaam, maar ik weet dat ik alleen maar wil dat hij me gehoorzaamt.

‘Onzin,’ antwoordt hij.

‘Lieve schat,’ zeg ik aftastend, ‘je moet echt vaker doen wat anderen van je vragen, anders komt het nooit goed met jou.’

(…)

‘Wat een mooi cadeau,’ zeg ik. ‘Nu mag je je handen op tafel zetten en je broek omlaag doen.’

Hij doet wat ik zeg en ik geef hem een pak slaag. Ik heb het geformuleerd als een soort teken van dank, maar misschien is het eerder een straf. Ik weet niet goed wat ik wil. Misschien wil ik kijken of hij stukgaat. Ik sla vrij hard, maar het enige wat er gebeurt is dat hij iets te veel naar binnen keert.

Achteraf hebben we het er niet meer over. Hij trekt gewoon zijn broek weer op en haalt zijn schoolboeken.

‘Wil je chocolademelk?’ vraag ik.’

De mannelijke hoofdpersoon studeert filmstudies en heeft een bijbaan als nachtportier. Hij schept er een groot genoegen in om een medestudente, die hij ‘de jongen’ noemt, te laten lijden. Ze beginnen een relatie waarin hij de jongen stelselmatig seksueel vernedert, controleert en voor hem ‘zorgt’. Hij wil hem ‘afbreken en opnieuw opbouwen’. Dat klinkt een beetje als een triviaal verhaal. Maar niets is triviaal in deze intelligent gecomponeerde roman. Eenmaal gewend aan de fantasiewereld van de verteller en nadat we de jonge vrouw hebben leren zien als de jongen, ontspint de ongelijke relatie tussen de twee zich tot een Bildungsroman waarin dominantie en onderdanigheid stuivertje wisselen en uiteindelijk kantelen. Binnen een relatie verhouden we ons altijd ten opzichte van de ander. Maar zijn we daardoor een projectie van degene met wie we die relatie ondergaan?

‘Ik denk dat we kunnen leren samen te leven,’ zeg ik.

‘Daar geloof ik niet meer in,’ zegt hij. ‘Ik denk dat ik een partner wil die ertegen kan dat ik een eigen stem heb. Ik denk dat jij dat nooit zult kunnen. (…)’

Van daaruit ontwikkelt de roman zich tot een menselijk verhaal en een ‘love’s ending’ met schrijnende passages:

‘Als ik thuiskom, voelt het alsof ik in geen honderd jaar in mijn kamer ben geweest. Het lijkt wel een museum ter nagedachtenis aan mijn leven. De keuken die vastzit aan de hal. Het bed waarvoor nauwelijks plek is naast de tafel. De jongen komt hier misschien wel nooit meer. Hij zal naar andere plekken gaan, plekken met dure handdoeken. Hij zal naar bed gaan met lelijke mensen, mensen in wie ik geen erotisch vertrouwen heb. Ze zullen zijn lijf aanraken, het bezoedelen met hun saaie, saaie handen. En na afloop zullen ze zich schoonvegen met die handdoeken. Ik moet het van me afzetten, bid diep vanbinnen: Laat me slapen, schenk me genade.’

Literatuurcriticus Kristofer Folkhammar prees op Sveriges Radio Gerge’s taalkundige soberheid: ‘Haar manier om dichtbij zichzelf te blijven, maakt dat je je wonderbaarlijk gemakkelijk kunt identificeren met zowel de hoofdpersoon als de jongen, ook al worden ze vreselijk kil neergezet.’

Tova Gerge (1982) woont in Stockholm. Ze schreef toneelstukken voor theater, radio en andere podia, waarvan sommige ook in het buitenland worden opgevoerd. Daarnaast schrijft ze poëzie, proza en essays. De Jongen is haar derde boek. Ze ontving onder meer de prestigieuze prijs van het Albert Bonniers Stipendiefonds.

De jongen, Tova Gerge. ISBN 9789491737657, Uitgeverij Nobelman

#tovagerge #literatuur #recensie #Gender #uitgeverijnobelman