11/09/2024
STEMGELUID
Voor wie in een taal en letteren geïnteresseerd is maar die niet studeerde, zoals in mijn geval het Frans, is het een verademing wanneer iemand die de taal in al zijn finesses wél kent, jou de weg kan wijzen. Ik bedoel daarmee niet welke boeken, al dan niet in vertaling, alsnog op mijn boekenlijst thuishoren. Maar naar welk ‘stemgeluid’ ik ook eens zou moeten luisteren. Welke inspiratiebronnen ten grondslag lagen aan het werk van de bekende schrijvers. Met andere woorden, wie door wie werd bewonderd en nagevolgd. Zo leerde ik Philip Roth opnieuw kennen via interviews met Peter Buwalda, en bracht Martin Bril mij terloops in aanraking met het werk van James Salter. En dan zijn er de geheimtips, waarbij je je naderhand de gever nog herinnert. Boekverkoper Walter Jansen wees mij binnen het eigen taalgebied ooit fijntjes op de onovertroffen Wessel Te Gussinklo. En via mijn eigen uitgever, Nobelman, maakte ik kennis met de Zweedse schrijfster Tova Gerge, van wie ik nog veel hoop te lezen. Via enkele uitstekende vertalingen van schrijver Paul Gellings kreeg ik er een literaire liefde bij, namelijk het werk van Patrick Modiano, van wie iedere nieuwe (of oude) roman weer een verrassing is. Nog veel vroeger: via mijn docente Gerda Meijerink, zelf schrijfster en vertaalster, raakte ik geïnteresseerd in Adriaan van Dis. En van sommige auteurs kan ik me achteraf met de beste wil van de wereld niet herinneren hoe de liefde ontstond, zoals bij mij het geval is met Ingeborg Bachmann.
Gellings, zelf een begenadigd schrijver, schreef een interessant essay over de door Marcel Proust bewonderde dichter-schrijver-feuilletonist Gérard de Nerval (1808-1855), dat te lezen is op zijn website. Een ‘onverwisselbare stem’ klinkt door in alles wat de Nerval schreef, een kenmerk van kwaliteit. Gellings citeert uit de beroemde novelle Sylvie, waarin de schrijver verzucht: ‘…vergeef me deze verouderde stijl (…) Soms probeer ik mijn verloren bosjes van Clarens terug te vinden ten noorden van Parijs, in de nevels. Het is allemaal zo veranderd!’ De Nerval toonde zich volgens Gellings te bescheiden, zoals ‘de meeste schrijvers die ertoe doen en innerlijke noodzaak boven verliefdheid op eigen verworvenheden plaatsen.’ In zekere zin neemt hij het daarmee niet alleen op voor de Nerval, maar voor alle schrijvers bij wie een tijdloze helderheid het handelsmerk is, zoals ook bij bovengenoemde Modiano. Deze is op zijn beurt, hoe kan het ook anders, een bewonderaar van het werk van de Nerval; zo citeert Modiano fraaie zangerige namen uit het werk van de Nerval in zijn roman Fleurs de ruine (Bloemen en puin).
‘In de schaduw van Gérard de Nerval’, tevens de titel van het essay, maakten Gellings en zijn vrouw een reis door Frankrijk. Met de stad Senlis als begin en eindpunt, citeert Gellings uitgebreid uit Sylvie, een verslag gelardeerd met foto’s en fragmenten dat het tweede deel van het essay vormt. Sylvie is een grillige liefdesgeschiedenis waarin schuld en verraad klassieke thema’s vormen. Hierin roept de verteller in herinneringen het beeld op van zijn jeugdliefde, die in al zijn latere ontmoetingen met vrouwen een rol blijft spelen. Een verhaal waarin de tijd op losse schroeven wordt gezet en met een hoofdpersoon die innerlijk verscheurd wordt. Gellings typeert de novelle als een ‘anti-romance als de dingen niet zo ongelooflijk teder beschreven werden.’ Het werk van de Nerval, die zelf een getormenteerd leven leidde, is volgens hem ‘wellicht een van de eerste gevallen van wat tegenwoordig ‘autofictie’ heet.’
Vast staat wel dat ik nu – eindelijk – werk van Gérard de Nerval ga lezen, nieuwsgierig als ik ben geworden naar zijn stem.