Op een lome plek aan het eind van de zomer
jij in je speelbroek, haren los
je vlugge vingers over mijn hemd al ergens halverwege de knopen
ik lees tijd in je ogen
voor ons ligt in bleke lijnen
wat worden zal wanneer je gaat
knip ik met mijn vingers, gaan de steigers neer
rijzen er verborgen vogels uit het park
maar wat ik ook bedenk en hoe ook die hese stem van jou
thuis dampt de thee, knerst het grind
groeien uit namen op kalenders
mensen
vervolgt de maan
geruisloos haar baan